Een kleine geschiedenis van Almere

Omgekeerdeik
De Omgekeerdeik in 2021

Omgekeerdeik


Geen wijn zonder eik

In het Vroege Vogelbos is een eik aangeplant, uitgegroeid uit een eikel afkomstig uit het Zuid-Afrikaanse Stellenbosch. Het verhaal over deze 'Omgekeerdeik' gaat terug tot de VOC.

Zijn verre voorouder is als aker in de tweede helft van de zeventiende eeuw vanuit Nederland meegenomen naar het Afrikaanse continent.

Het opkweken en planten van de Zuid-Afrikaanse eik is een initiatief van het Almeerse Genootschap het Levende Huis.

Dit verhaal start in de wijngaarden van Muiderberg en gaat met de VOC mee naar Zuid-Afrika waar we het moeizame ontstaan van de nu zeer gewaardeerde Zuid-Afrikaanse wijn meemaken om vervolgens de rol van de eik in dit verhaal ontdekken.

Aan het idee dat in Muiderberg ooit wijngaarden hebben gelegen moet je wennen. De volgende dichtregels doen het vermoeden: 'en nektar, op de Muiderbergen, gewassen om Parijs te tergen'. [Joost van den Vondel: 'Op den lof van den Ystroom, gezongen door Joannes Antonides'.]

Een andere aanwijzing is de titel van een dichterlijk opschrift: 'Voor den Wynhof op Muiderberg van Abraham Roeters'. [J. Antonides van der Goes. Van Der Goes is vooral bekend van 'De Ystroom', een gedicht waarvoor Hooft - zie boven - het lofdicht heeft geschreven. 'De Ystroom' is in 1671 gepubliceerd.]

Dan komen we bij de Nederlander Simon van der Stel, die leefde van 1639 tot 1712. Van hem bestaat een schilderij vervaardigd door Pieter van Anraedt. Het doek is waarschijnlijk gemaakt in 1672 als Van der Stel drieëndertig jaar is. Het schilderij toont hem met een druiventros en een soort van wijnvat. Van hem is uit schriftelijke bronnen bekend dat hij twee wijngaarden in Muiderberg bezat.

Het klinkt nog steeds onaannemelijk, wijngaarden in Muiderberg. Temeer daar dit speelt in de kleine ijstijd, een koudeperiode die duurt van de vijftiende tot en met de negentiende eeuw. Maar net als de grote ijstijden kent ook de kleine ijstijd forse verschillen tussen warme en koude perioden.

Het verhaal van de wijngaarden wordt geloofwaardig als we Van Der Stels carrière volgen. Het schilderij heeft daarmee te maken. Hij laat het vervaardigen voorafgaand aan een nieuwe en niet ongevaarlijke fase in zijn leven. En portret nalaten voor de achterblijvers was toen niet ongebruikelijk.
De missie van Van der Stel: hij gaat in 1679 naar de Zuid-Afrikaanse Kaap met op zak een aanstelling tot commandeur. Eénmaal geland gaat het allemaal goed, in 1691 wordt hij bevorderd tot gouverneur.

De Nederlanders zitten sinds 1652 op de Kaap. In dat jaar sticht Jan van Riebeeck in Zuid-Afrika, op de route naar Indië, een verversingspost. Met zijn negentig kolonisten, waaronder acht vrouwen, legt hij tuinen aan om fruit en groente te verbouwen voor de bemanning van de VOC-schepen.

Van Riebeeck ziet dat de lokale bevolking onder andere leeft van wilde bessen en de 'Rhoicissus Capensis', bij ons bekend als de gewone bosdruif. Hij besluit druiven te gaan verbouwen. Wijn (en bier) zijn onmisbaar op schepen, bij gebrek aan zuiver drinkwater, en het is dus ook goede handelswaar.

De eerste wijnstokken komen aan in juli 1655 maar die zijn verrot. Met de tweede bestelling gaat het beter. De aanvoer wordt daarna flink opgevoerd. Er worden tienduizend stokken per hectare aangeplant. In februari 1659 wordt de eerste wijn gemaakt, echter van slechts drie stokken die twee jaar oud zijn, zo is in het 'Daghregister' van Van Riebeeck te lezen. [Jan van Riebeeck: 'Daghregister. Deel 3. 1659-1662', 1957, dbnl.org]

De kwaliteit van de wijn is beroerd en dat blijft zo tot de komst van Simon van der Stel op 12 oktober 1679. Hij neemt zijn 'op de Muiderbergen' vergaarde kennis mee en gaat elders wijngaarden aanleggen. Onder andere in een vruchtbare vallei, waar hij onder zijn naam het plaatsje Stellenbosch sticht.

Hij haalt ook eiken naar Zuid-Afrika. Die komen van nature niet voor op het Zuidelijk halfrond. Het hout van de eik is nodig om vaten te maken want die zijn (in die tijd) bepalend voor de kwaliteit en het behoud van de wijn.

De Zuid-Afrikaanse eik groeit voorspoedig maar het hout is niet geschikt voor wijnvaten, te poreus. Er gaat wat dat betreft niets boven Frans eiken: het is nog altijd het beste hout om wijnvaten van te maken, ook voor niet-Franse wijnen.

Hoe Van Der Stel het probleem van het hout aanpakt, in de twee decennia die hij in Zuid-Afrika verblijft, is niet bekend.

Wat mogelijk meespeelt bij het oplossen van het probleem is de opheffing van het Edict van Nantes in 1685. Tweehonderd Franse protestanten vluchten als gevolg daarvan naar Kaap de Goede Hoop, op een bevolking van zeshonderd Nederlanders. De meeste van deze Hugenoten komen uit het zuiden van Frankrijk. Onder hen zijn beroepsmatige wijnbouwers.

Hier houdt het geschiedenisverhaal voor ons op. Maar we gaan nog wel even naar het heden, ook voor de moraal.

Zuid-Afrikaanse wijn wordt tegenwoordig wereldwijd gewaardeerd, zoals we weten. En de Zuid-Afrikaanse eik? Die doet het goed als boom en verfraait het landschap. En Stellenbosch heeft zijn bijnaam behouden: 'Eikestad'.

Maar, er is ook een keerzijde. Het blazoen van VOC-personeel als Van Riebeeck en Van Den Stel is niet meer zonder smet. Ook het verslepen van planten, bomen en dieren, naar plekken op de wereld waar ze niet thuishoren, staat nu in een ander daglicht.

De hoop is natuurlijk dat de Zuid-Afrikaanse-Almeerse eik voorspoedig groeit, zodat je er niet omheen kunt: deze boom vertelt het verhaal van het veranderde gezichtspunt.

De informatie voor dit verhaal is gedeeltelijk ontleend aan externe bronnen, onder andere aan 'Oude stokken chenin blanc in Zuid-Afrika: koesteren of rooien?' van Udo Göebel, 2011. Göebel citeert veelvuldig uit 'South African Wine' van Dave Hughes, Phyllis Hands en John Kench, 1992.